Voorgeschiedenis

Bij de opmaak van het leegstandsregister werd vastgesteld dat er in Boechout woongelegenheden zijn die gebruikt worden zonder dat de bewoners zijn ingeschreven in het bevolkingsregister. Door deze niet-inschrijving in het bevolkingsregister worden deze woningen als leegstaand gecategoriseerd.

Feiten en context

De gemeente wenst een duidelijk verschil te scheppen tussen leegstaande woningen en tweede verblijven. Er is dan ook een reglement op de inventarisatie van tweede verblijven opgemaakt.

Argumentatie

Het reglement op tweede verblijven kadert als onderdeel van het lokaal woonbeleid

Bovendien is het bijhouden van de bevolkingsregisters de taak en de verantwoordelijkheid van de gemeente. De inschrijving gebeurt door toedoen en na onderzoek van de gemeente, zodat de bevolkingsregisters correcte informatie verschaffen over het bevolkingsbestand.

Correcte informatie en weergave zijn belangrijk voor een goed bevolkingsbeheer en voor de veiligheid- en identificatie van personen.

Het is dan ook absoluut belangrijk dat degene die zich op het verblijfadres kan inschrijven dit effectief ook doet, onder andere om veiligheidsredenen en in het belang van het correcte beheer van de bevolkingsregisters van de gemeente.

Juridische grond

Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012.

Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;

Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;

Omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011.

Omzendbrief KB /ABB 2019/2 van 15 februari 2019.

Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.

Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen.

Financiële gevolgen

Gemeentelijk belastingreglement op tweede verblijven.

 

Stemming

 

14 stemmen voor

Ria Van Den Heuvel, Koen T'Sijen, Els Augustinus, Dirk Crollet, Rudi Goyvaerts, Kris Swaegers, Philip Verstappen, Nancy Vanhees, Johan Van Hoof, Bruno Doms, Willy Van Genechten, Marleen Dolfeyn, Heleen Rymen en Joost Derkinderen

5 stemmen tegen

Sven Snyders, Christel Naenen, Annelies Veron, Erik Philibert en Greet Van Brussel

4 onthoudingen

Wally Liekens, Filip Peeters, Lode Van den Brande en Ines De Keulenaer

 

BESLUIT

 

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

§1. Als tweede verblijf wordt beschouwd: elke woongelegenheid waarvan diegene die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid niet ingeschreven is in de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister voor het hoofdverblijf, ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de chalets gelijkgesteld aan caravans die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger.

 

§2. Als tweede verblijf worden niet beschouwd:

         het gebouw uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een (aantoonbare) beroepsactiviteit;

         de tenten en woonaanhangwagens;

         verplaatsbare caravans, tenzij deze tenminste zes maanden van het aanslagjaar opgesteld blijven om als woongelegenheid aangewend te worden;

         elke woongelegenheid in beheer van de sociale huisvestingsmaatschappij, het sociaal verhuurkantoor, het OCMW, de gemeente en het autonoom gemeentebedrijf;

         de leegstaande woongelegenheid waarvan het bewijs voorgelegd wordt dat zij in de loop van het aan het aanslagjaar voorafgaand kalenderjaar niet als tweede verblijf werd aangewend.

         een woongelegenheid die geregistreerd is als ongeschikt en/of onbewoonbaar kan niet worden opgenomen op de lijst tweede verblijven.

 

§3. De aangifteplichtige is diegene die het tweede verblijf kan betrekken op 1 januari van het jaar, hetzij als eigenaar, hetzij als huurder of in welke hoedanigheid ook.

In geval van vruchtgebruik, recht van opstal of recht van erfpacht is de aangifte verplicht door de vruchtgebruiker, erfpachthouder of de opstalhouder.

In geval van mede eigendom is iedere mede eigenaar aangifteplichtig voor zijn wettelijk deel.

 

§4. Een beveiligde zending is één van de hiernavolgende betekeningswijzen:

         een aangetekend schrijven,

         een afgifte tegen ontvangstbewijs.

 

Artikel 2 - Aangifteplicht

De aangifteplichtige moet jaarlijks ten laatste op 1 juni van het jaar een aangifte indienen bij het gemeentebestuur op een door het gemeentebestuur voorgeschreven formulier. Een aangifteplichtige die geen aangifteformulier gekregen heeft, moet er zelf één aanvragen. De administratie stelt op eenvoudig verzoek een formulier ter beschikking. Uiterlijk twee maanden na ontvangst van het formulier dient de aangifteplichtige het ingevuld en ondertekend formulier aan het gemeentebestuur terug te bezorgen. Aan de hand van dit ingevuld formulier wordt het onroerend goed ingeschreven op het register van tweede verblijven.

 

Artikel 3 - Indicaties van een tweede verblijf

De woongelegenheid wordt als tweede verblijf beschouwd, wanneer én of meerdere indicaties van toepassing zijn:

         geen inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen-, of wachtregister op het adres van de woning;

         de woning is afgewerkt;

         de woning is helemaal of gedeeltelijk bemeubeld;

         de woning is aangesloten op de nutsvoorzieningen;

         de heeft sanitaire voorzieningen;

         de woning is uitgerust om er te eten en te slapen

         de woning heeft een verbruik van de nutsvoorzieningen (gas/elektriciteit).

 

Artikel 4 - Ambtshalve opname

Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt het onroerend goed ambtshalve ingeschreven op het register tweede verblijven en dit op basis van de gegevens waarover de administratie beschikt.

Deze ambtshalve opname in het register van de tweede verblijven wordt betekend door de administratie aan de aangifteplichtige samen met de elementen waarop de opname is gebaseerd, evenals de wijze van bepaling van deze elementen.

 

Artikel 5 - Beroep tegen inventarisatie

§1. Binnen een termijn van 30 dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in artikel 4, kan een aangifteplichtige beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het register van de tweede verblijven.

Dit beroep moet betekend worden aan het college van burgemeester en schepenen door middel van een beveiligde zending.

Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende elementen bevatten:

         identiteit en adres van de indiener

         de verwijzing naar de woning of gebouw waarop beroep betrekking heeft

         één of meer bewijsstukken die de indiener nodig acht om aan te tonen dat het niet gaat over een tweede verblijf met dien verstande dat de vaststelling van het tweede verblijf betwist kan worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed

         een oplijsting van de toegevoegde bewijsstukken.

 

§2. Het college van burgemeester en schepenen toetst als beroepsinstantie de ontvankelijkheid van het beroepsschrift. Het beroepsschrift is niet ontvankelijk:

         als het te laat is ingediend of niet is ingediend conform de bepalingen van artikel 5 §1 van dit besluit

         als het beroepsschrift niet uitgaat van de aangifteplichtige conform artikel 1 van dit besluit

         als het beroepschrift niet ondertekend is.

 

§3. Als het beroepschrift niet ontvankelijk is, deelt de beroepsinstantie dit mee aan de indiener met de vermelding dat de procedure als afgehandeld wordt beschouwd.

 

§4. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt als beroepsinstantie de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op basis van stukken als de feiten vatbaar zijn voor direct, eenvoudige vaststellingen, of met een feitenonderzoek dat uitgevoerd wordt door de bevoegde ambtenaar. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn aks de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

 

§5. Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over het beroep en betekent per aangetekende brief deze beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 90 dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het beroepschrift door de indiener.

 

§6. Als het college van burgemeester en schepenen het beroep gegrond acht of nalaat zijn uitspraak te betekenen aan de indiener binnen de termijn vermeld in het vorig lid, kunnen de eerdere gedane vaststellingen geen aanleiding geven tot een nieuwe beslissing tot opname.